Wat is de Accusativus Grieks?

Wat is de Accusativus Grieks?

De accusativus is de naamval die gebruikt wordt voor het lijdend voorwerp. Ook wordt de accusativus standaard gebruikt achter bepaalde voorzetsels, vooral voorzetsels die een specifieke richting aangeven zoals εἰς en πρός.

Hoe vertaal je een Dativus in het Grieks?

Bij voorwerpen in de dativus wordt de dativus als instrument (met) of als oorzaak (door) vertaald. Let op dat dit alleen als instrument of oorzaak wordt vertaald, er zijn voorzetsels zoals μετα (met) en δια (door) al een betekenis van met en door hebben, deze voorzetsels worden (meestal) op andere manieren gebruikt.

Wat is de Genitivus Grieks?

De genitivus is een naamval die hoofdzakelijk als bijvoeglijke bepaling wordt gebruikt. Deze bijvoeglijke bepaling wordt in het Nederlands meestal vertaald met van en geeft extra informatie over een zinsdeel, vaak in de vorm van een bezitsrelatie.

Wat is een naamval Grieks?

Naamvallen maken duidelijk welke functie het woord in de zin heeft. Elke naamval wordt gekenmerkt door een eigen uitgang, waardoor je aan de uitgang van een woord kunt zien of het woord bijvoorbeeld onderwerp of lijdend voorwerp is. Vergelijk het woord δοῦλος ‘slaaf’ in de volgende twee zinnen: ὁ δοῦλος ἔχει φόβον.

Hoe vertaal je accusatief?

De accusatief (Latijn accusare = aanklagen), accusativus of vierde naamval is in sommige talen de naamval voor het lijdend voorwerp (direct object).

Hoe vind je de accusatief?

Accusatief – lijdend voorwerp De vierde naamval of de accusatief gebruik je voor het lijdend voorwerp in de zin. Het lijdend voorwerp vind je door de volgende vraag te stellen: Wie/wat + gezegde + onderwerp? We passen dit toe op onze vierde zin: Tina besucht den Pinguin oft im Zoo.

Hoe vertaal je de dativus?

Je mag de dativus dan vertalen met voor of aan . De Romeinen hebben wel een woord voor ‘hebben’ (namelijk ‘habere’), maar toch zeggen ze soms niet ‘Ik heb een paard’, maar juist ‘Er is een paard voor/aan mij’, alsof ‘ik’ het meewerkend voorwerp is!

Wat is de dativus in het Latijn?

Met de dativus possessivus (ook wel bezitsdatief, bezittersdatief en de datief van het bezit) wordt in het Latijn de bezitter aangeduid, wanneer het om een persoon gaat.

Hoe vertaal je de genitivus?

Vaak drukt de genitivus een bezit uit. Je mag het dan vertalen met ‘van …’. Uit de verzameling van leerlingen wordt een deel aangewezen. Het woord ‘leerlingen’ is hier het geheel – en dus het staat in de genitivus partitivus.

Wat is genitivus in het Nederlands?

De genitief (Latijn [casus] genitivus, afgeleid van gignere = voortbrengen, baren), vaak de tweede naamval genoemd, is een naamval die met name wordt gebruikt om een bezitsrelatie uit te drukken, of om uit te drukken dat iets iets anders omvat of heeft doen ontstaan, hetzij in letterlijke, hetzij in overdrachtelijke …

Heeft Grieks naamvallen?

Griekse zelfstandige naamwoorden kunnen worden verbogen in twee getallen (enkelvoud en meervoud), drie geslachten (mannelijk, vrouwelijk en onzijdig) en vier naamvallen (nominatief, genitief, accusatief en vocatief). Net als in veel andere Indo-Europese talen is het geslacht van een zelfstandig naamwoord willekeurig.

Wat betekent accusatief?

Hoe vertaal je een Coniunctivus Latijn?

Vaak wordt de coniunctivus in de tegenwoordige tijd vertaald met het woord ‘moge’: “moge hij een voorspoedige reis hebben.” Klik op de tussenkop om meer te leren over de coniunctivus! Als laatste is er het deelwoord , oftewel het participium .

Hoe vertaal je een ablativus in het Latijn?

Je vertaald de ablativus vaak door ‘met’ of ‘door’ voor het woord te plaatsen. De ablativus wordt ook gebruikt om afkomst/plaats/tijdstip aan te geven.

Wat is de genitief?

De genitief is een vorm die aangeeft van wie of wat iets is. Bij zelfstandige naamwoorden is dat de bezits-s. De betekenis ervan kan worden omschreven met een van-bepaling.

Hoe vertaal je de ablatief?

Andere talen

‘binnen’ ‘buiten’
naderend illatief (erin gaan, naar binnen gaan) allatief (erheen, ernaartoe, erop gaan)
positie inessief (erin zijn, erbinnen zijn) adessief (er aan, op, bij zijn)
verlatend elatief (er uit gaan) ablatief (ervanaf, ervandaan gaan)